|
|
(ook gepubliceerd in Meridian International, april 1997)
Kennedy Botha is gezegend met de namen van maar liefst twee presidenten. Hij zit dan ook waardig achter zijn tropisch hardhouten bureau.
Voor hem uitgespreid ligt een kleurige kaart dat zijn werkgebied aangeeft: het middenafrikaanse land Malawi.
In een keurig donkerbruin streepjespak dient hij zijn land als ambtenaar op het ministerie van Wildlife in de hoofdstad Lilongwe.
Hij is een belangrijk man, wat hij ongewild toont door ons onderhoud herhaaldelijk te onderbreken voor over de radio binnenkomende gesprekken.
De telefoondichtheid in Malawi is laag en de twee toestellen op zijn bureau hanteert Kennedy dan ook minder vaak.
Maar ik mag er wel even gebruik van maken om te informeren naar de beschikbaarheid van een huurauto om Malawi te doorkruisen.
Het contrast kan nauwelijks groter zijn: mijn wit glanzende Toyota Corolla met centrale deurvergrendeling en elektrisch te openen raampjes
zoevend over Malawisch asfalt. De airconditioning werkt niet, maar dat is binnen in de auto het enige dat aan Afrika doet denken.
Buiten is met recht een andere wereld, een mengeling van houten en lemen huisjes met rieten daken verscholen tussen bananenbomen.
Er is armoe, maar ook trots. En daarbij komt dat de Malawische bevolking één van de vriendelijkste van het continent is.
De slogan ‘The warm heart of Africa’ waarmee Malawi toeristen hoopt te interesseren heeft dan ook minstens zoveel betrekking
op de bevolking als op het tropische klimaat. Voor de bezoeker biedt de innemende bevolking een uitstekende mogelijkheid iets
meer te weten te komen van wat er zoal in dit continent speelt. Dus, de auto uit, Afrika in.
Livingstone achterna
In 1859 was de beroemde Schotse ontdekkingsreiziger David Livingstone de eerste Europeaan die voet zette in het
gebied dat nu Malawi is. Hij noemde het gebied Nyasaland, naar het grote, 550 kilometer lange meer dat het land
in het oosten begrenst, en dat in de taal van de inheemse bevolking werd aangeduid met nyasa, ‘groot water’.
Het meer noemde hij Lake Nyasa, een naam die tot in de jaren tachtig van deze eeuw in zwang was.
De ontdekkingen van Livingstone veroorzaakten een intocht van Britse missionarissen en kolonialisten,
waarop Nyasaland in 1890 werd uitgeroepen tot Brits protectoraat. Toen in 1953 het kolonialisme al weer op zijn retour was, werd Nyasaland nog even deelnemer in een federatie met Rhodesië. Dit hield echter niet lang stand: in 1964 werd de federatie ontbonden en opgedeeld in de huidige zelfstandige naties Zimbabwe, Zambia en Malawi. (401)
In Malawi kwam dr. Hastings Kamuzu Banda aan de macht, een in Engeland geschoolde vrijheidsstrijder.
Van zijn aanvankelijke idealen bleef echter niet veel over, hij ontpopte zich als een dictator en hield het land
zo’n dertig jaar in een ijzeren greep. Binnen de grenzen golden strenge regels en contacten met de buitenwereld
waren spaarzaam. Zo was er in Malawi geen eigen televisiestation, mochten vrouwen geen lange broeken dragen en
werd van mannen niet getolereerd dat hun haar tot op hun schouders groeide. Onder de reizigers die tot in de
vroege jaren negentig Malawi bezochten wekte de verplichte knipbeurt aan de grens telkenmale de lachlust op.
Pas in 1994 werd Banda, inmiddels de negentig genaderd, afgezet en probeert de nieuwe, gekozen regering hun land
in een vriendelijker daglicht te plaatsen.
Evenals haar buurlanden heeft Malawi het echter niet gemakkelijk. In een recente peiling onder 174 VN-lidstaten
naar het welvaartsnivo staat Malawi 17de van onderen. Armoede is derhalve gemeengoed; het dagsalaris van de
gemiddelde arbeider bedraagt 30 cent, zo’n honderd gulden per jaar. Door landbouw en veeteelt voor eigen gebruik,
bijbaantjes en ruilhandel weten de Malawiërs hun standaard nog wel iets op te krikken. Het is echter geen vetpot,
zeker als bedacht wordt dat uit hun schamele inkomsten ook de huur van de houten hut moet worden afgedragen.
Toen ik hierover sprak met een westerse diplomaat verbaasde mij dit zeer. Ik was er altijd vanuit gegaan dat
elke bewoner naar wens een hut kon optrekken op een eigen favoriete plek. Maar in een gecontroleerde maatschappij
als Malawi bleek dus ook dat niet meer te kunnen. De inner van de huur is meestal de staat, die behalve zeer
groot grondbezitter ook eigenaar is van het merendeel van de bedrijven in de industrie en de handel.
Voetgangers, geiten, kippen en één auto
Ik rij door het zuidelijke deel van Malawi, het dichtst bevolkte deel van het land, en het meest bezocht door
toeristen. Dat neemt niet weg dat ik in mijn auto een bezienswaardigheid ben tussen de grote aantallen
voetgangers, fietsers, geiten en kippen die van het wegdek gebruik maken. Het asfalt verkeert in een goede staat
en lijkt uit te nodigen tot hoge snelheden, ware het niet dat dat absoluut niet past bij de Afrikaanse sfeer om
me heen. De dorpen rijgen zich aaneen als één groot lint van houten en lemen hutten. Ik stop in het dorp Apatsa
en sla, nog enigszins bedeesd, van een afstandje de verrichtingen van de dorpsbewoners die grote stapels takken
verslepen gade. Dan raak ik aan de praat met Mouren. Zij woont in de omgeving en wil mij wel tonen hoe haar dorp
er van dichtbij uitziet. Onder haar dorpsgenoten ontstaat grote hilariteit als ik met haar meeloop naar het
binnenplaatsje tussen een paar hutten. Iedereen laat zijn bezigheden even voor wat ze zijn. Een opvallende
verschijning is Mourens grootmoeder. Zij brouwt bier in een groot olievat en gebruikt een flinke tak om de
vloeistof goed te mengen. Natuurlijk biedt zij geheel volgens Malawische traditie de verre gast een slok aan.
Minivisjes en plastic schoenen
Elke tien kilometer is er een kleine lokale markt waar groente, fruit, vis en drank kan worden aangeschaft.
Netjes op een rij liggen dan stapeltjes van telkens vier tomaten of van gedroogde minivisjes voor de consument
uitgestald. Op grotere markten is dit aanbod van levensmiddelen vaak uitgebreid met onmisbare zinken emmers
(om water te halen) en rieten manden (om graan in te verzamelen). Soms ook is echte luxe te koop in de vorm van
rieten of bamboe matten die als vloerbedekking in een hut dienen.
Regelmatig bezoek ik deze markten, waarbij ik al veel opzien baar als ik mijn auto in de nabijheid van zo’n
markt parkeer. Als ik dan ook nog daadwerkelijk tot koop overga van hier een paar aardappels en daar een banaan
stijgt de verbazing naar grote hoogte. Een verwondering die echter meteen gevolgd wordt door een vriendelijke
lach en een kort praatje. Van buitenlandse bezoekers wordt namelijk verwacht dat zij hun inkopen doen bij de
staatssupermarkt PTC, het People’s Trading Centre. Deze winkels zijn redelijk voorzien van westerse goederen
tegen prijzen die de gewone man in Malawi niet kan betalen. De souvenirjongens hanteren de strategie toeristen
en welgestelde Malawiërs hun koopwaar voor de ingang van de PTC’s aan te bieden. Ik besluit echter geen kunstig
uit tropisch hardhout gekerfde giraffe of met schoensmeer glimmend gepoetst nijlpaard mee te nemen, of toch maar
wel?
Eén van de grootste en levendigste markten is gevestigd in Zomba, de voormalige koloniale hoofdstad.
"Haircare-experts for all races" luidt het opschrift op de gevel van één van de kapperszaken op de markt.
Zomba is nog altijd van alle markten thuis. De structuur van de markt in Zomba is helder. Elk vakgebied heeft
zijn eigen pad. Kappers bij kappers, kleermakers bij kleermakers en centraal een kolossale stand voor zinken
emmers en gieters. Omringd door afgedankte schoenen zit de schoenhersteller Kapile. Als ik een foto van hem wil
maken vindt hij dat best, zolang ik hem maar niet afleid van zijn werkzaamheden. De bruikbare delen van
weggegooide schoenen smeedt hij weer aaneen tot beloopbare exemplaren. Een alternatief voor dit tweedehands
schoeisel is er overigens ook, getuige de uitstalling van tientallen vrolijk gekleurde plastic sandalen.
Tocht over de hoogvlakte van Zomba
Zomba ligt aan de voet van het gelijknamige plateau. Vroeger was dit een favoriete plek van de Britten, die de
koelte op deze hoogte als zeer prettig beschouwden. Vanaf de dicht beboste hoogvlakte heb je een prachtig
uitzicht over de omgeving van Zomba. Helaas is het juist als ik er ben zeer heiig en valt het panorama tegen.
Dat neemt niet weg dat het aangenaam verpozen is op het terras van de aan de rand van het plateau gelegen Ku
Chawe Inn. Dit al ongeveer een eeuw oude hotel/restaurant is onlangs geheel opgeknapt en sluit qua vormgeving
prachtig aan bij de omgeving. Omringd door het vele rode natuursteen, de sisal matten en de veelvuldig geplaatste
bamboeschermen zou je haast het idee krijgen dat je later op de dag gezeten op een olifant nog op leeuwenjacht
moet.
Dat doe ik niet, maar trek wel de stoute schoenen aan voor een rondrit over de zandwegen van het Zomba Plateau.
Eerst langs Queen’s View, genoemd naar de Engelse koningin-moeder die in 1957 op bezoek kwam, maar nog immer is
het uitzicht slecht. Een omschrijving die trouwens ook steeds meer betrekking gaat krijgen op het wegdek. In het
zandpad vallen steeds grotere gaten die worden afgewisseld met verraderlijke uit het zand omhoog stekende keien.
Op een gegeven ogenblik kan ik alleen nog stapvoets vooruit. De weg is veel te smal om nog te keren, en na elk
obstakel dat ik met succes passeer weet ik zeker dat ik die hindernis niet nogmaals voorbij wil. Zelfs al zou er
een weg terug zijn. Al hortend en stotend bereik ik mijn doel, Chingwe’s Hole, een gat met een onpeilbare diepte
dat in vroeger dagen als begraafplaats werd gebruikt. De doden werden dan met behulp van een lang touw geborgen
in een slechts via de spelonk bereikbare grot op twintig meter diepte.
Bij Chingwe’s Hole tref ik twee jongens uit een naburig, onder aan het plateau gelegen dorp. Twee en een half
uur hebben ze gelopen om de twee à drie toeristen die dagelijks Chingwe’s Hole aandoen de halfedelstenen te
verkopen die ze in de buurt vinden. Het is één van de weinige trieste aanblikken van mijn reis door Malawi.
Twee eenzame en arme jongens, ver van de hoofdweg en daarmee van communicatie met de buitenwereld. Een leven dat
draait om een klompje toermalijn. Ze zitten aan één van de twee voor de toeristen opgestelde picknick-tafels.
Om te voorkomen dat bewoners uit het nabijgelegen dorp het tafelhout nog nuttig zouden kunnen gebruiken zijn
hierin honderden gaten in geboord. Alsof dit toch al schrijnende beeld nog wel een finishing touch kon gebruiken!
Een rivier met honderden nijlpaarden
Een dag later zit ik langs de oevers van de Shire River te genieten van de zonsopkomst. Op dit vroege tijdstip
is de rivier gehuld in een mysterieuze nevel, die de heuvels aan de overzijde vrijwel aan het oog onttrekt.
Af en toe vliegt er een ijsvogel voorbij, of een hamerkop, een watervogel met een overdadig geproportioneerd
achterhoofd. Het geheim van de morgenstond wordt echter snel ontrafeld. De zon wint terrein op de sluierbewolking
en stort een vuurzee uit over het land. De bomen op de heuvel staan in lichterlaaie. Daarbij komt het gebries van
de tientallen nijlpaarden die zojuist van hun nachtelijke gescharrel op de oevers zijn teruggekeerd in het water.
In de rivier voelen ze zich veilig en ze laten zich dan ook ongegeneerd horen. Laverend tussen de nijlpaarden
proberen twee vissers op het kabbelende water hun kost te verdienen. Hier op de door hoge palmen omzoomde Shire
wordt nog op de traditionele manier gevist. Achterop een uitgeholde boomstam, de traditionele Malawische kano,
zit de roeier; voorin staat de eigenlijke visser die een net uitwerpt, dat weer naar binnen haalt, en de vangst
op de bodem van de boot laat spartelen. Na zo’n twintig worpen roeien ze naar de wal om hun vangst te verhandelen.
De boot wordt leeggehaald, en de vissers steken weer van wal.
De machtige Shire is de belangrijkste rivier in Malawi en een levensader voor mens en dier. De Shire levert
vis, maar ook drinkwater. De vrouwen wassen er zichzelf, hun kinderen en hun kleding. De bovenloop van de Shire
grenst aan één van de vijf Nationale Parken die Malawi rijk is. ‘s Ochtends in alle vroegte scheep ik in op een
motorbootje dat me naar het Liwonde National Park zal brengen. De tocht over water is één van de spectaculairste
onderdelen van mijn reis. Niet toevallig heten de kampementen aan het begin- en eindpunt van deze excursie Hippo
en Mvuu, de woorden in de landstalen Engels en Chichewa voor nijlpaard. Nog nooit eerder heb ik er zoveel bij
elkaar gezien, het zijn er vele honderden. En mocht deze aanblik me gaan vervelen, dan zijn er nog de ontelbare
krokodillen die langs de nijlpaarden zwemmen of op zandbanken liggen te soezen in de zon. Maar daarbij wel
continu ons bootje scherp in de gaten houden. De crocs laten zich van dichtbij bekijken, maar mijn bootsman
blijft op gepaste afstand van de hippo’s. Deze op zich vredelievende dieren maken in de verdediging van hun
territorium meer slachtoffers onder mensen dan welk ander Afrikaans dier. Langs de oever struinen verschillende
waterbokken en impala’s die hun dorst komen lessen in de rivier. Van de krokodillen trekken zij zich niets aan.
In het ondiepe water scharrelen zwarte en witte ooievaars en maraboes. Vanuit de bomen loeren visarenden op een
eventuele prooi. Terwijl ik nog nageniet van al dit wild heeft mijn schipper al weer een nieuw doel ontdekt.
Olifanten! In eerste instantie verbaas ik mij erover dat ik ze niet eens gezien had, het zijn er nota bene
tientallen. Maar zelfs met hun enorme lijven vinden ze beschutting tussen het hoge papyrus dat langs de oevers
woekert. Vanaf het water kunnen we ze tot op zo’n tien meter naderen. De fragiele zilverreigers die meereizen
op de ruggen van enkele olifanten benadrukken slechts de kolossale verschijningen. Dan duikt aan de waterrand
een grote mannetjesolifant op, 5000 kilo ontzag inboezemend. Dat is ook voor mijn bootsman te dichtbij, waarop
hij het zekere voor het onzekere neemt en een paar meters prijs geeft.
Geen hyena’s ?
Naast me zit Nedson Kwilunga. Hij woont in het naar de vroegere president genoemde dorp Kamuzu Barrage.
Zijn dorp ligt bij een druk kruispunt van wegen, en één van de weinige plaatsen waar de Shire kan worden
overgestoken. Ik voel me een echte toerist met mijn fotocamera en mijn auto. Het vliegticket in mijn binnenzak
alleen al is net zo duur als alles wat hij met veel geluk in tien, vijftien jaar zal vergaren. Nedson vraagt
honderduit over wat ik van Malawi vind, en of Malawi het mooiste land is dat ik ken. Zelf is hij wel eens in
buurland Mozambique geweest en nu droomt hij ervan om naar Tanzania te kunnen, naar de kust van de Indische
Oceaan. Nederland kent hij niet, en dat er bij ons geen olifanten en nijlpaarden in het wild voorkomen vindt
hij niet echt vreemd. Maar dat we zelfs geen hyena’s hebben?
Geneeskrachtig water
Ik sta op een kruispunt in het dorp Ntcheu, en drink wat in de plaatselijke corner-shop. Op straat is het een
drukte van belang. Mensen klimmen in twee gereedstaande pick-up trucks, sowieso al opvallende voertuigen in een
land waar vervoer meestal met de benenwagen gebeurt. Edward Khoswe vertelt, terwijl hij zijn lege colaflesje
inlevert in de winkel, dat ze zijn broer gaan begraven. Hij is overleden aan tbc, en was pas 27 jaar oud. In een
land als Malawi staat de gezondheidszorg op een laag niveau, en ziektes als tuberculose zijn geen uitzondering.
Toch is het ook goed mogelijk dat niet tbc, maar aids de doodsoorzaak van zijn broer is geweest. Volgens de
statistieken maakt vooral aids de laatste jaren slachtoffers. Vaak echter wordt aids door de dorpelingen
verzwegen, en wordt voor het gemak een andere ziekte aangewezen als boosdoener.
Aids lijkt nauwelijks uit te roeien in een land als Malawi. Om zes uur ‘s avonds gaat de zon onder en is het
donker. De liefde is de enige betaalbare hobby, en mede daarom populair. En de bevolking is te arm om
voorbehoedmiddelen te kunnen kopen. Eén Malawiër biedt mogelijk hoop voor het met HIV besmette deel van de
bevolking. Hij wordt de Healer, de Genezer, genoemd en schenkt geneeskrachtig water aan lange rijen wachtenden.
Ook niet-besmette Malawiërs nemen graag een slok; baat het niet dan schaadt het niet. De Healer verstrekt zijn
water gratis, maar neemt als tegenprestatie wel geschenken aan van de dankbare bevolking. De regering doet de
Healer af als de bedrieger die hij misschien wel is. Daartegenover staat echter dat hij de mensen in ieder geval
een sprankje hoop verschaft.
Exotisch Lake Malawi
Aan het eind van mijn reis bereik ik dan eindelijk dat waarom het allemaal begonnen is. Ik sla mijn tent op aan
de oevers van Lake Malawi. Het bordje waarop staat dat ik ‘s nachts moet oppassen voor nijlpaarden omdat die
dan komen grazen, zie ik gelukkig pas de volgende ochtend. Het in zon glinsterende Lake Malawi is het
belangrijkste wapenfeit op toeristisch gebied in Malawi. Het is het zuidelijkste meer in de Great Rift Valley,
de verzakking in de aardkorst die het continent helemaal vanaf Syrië doorklieft. Lake Malawi is Afrika’s op twee
na grootste meer en één van de weinige Afrikaanse wateren waar de gevaarlijke bacterie bilharzia nagenoeg niet
voorkomt. Dat biedt de reiziger een uitstekende mogelijkheid te genieten van de kleurige onderwaterwereld in
‘s werelds grootste zoetwateraquarium. In het Lake Malawi National Park is hiertoe onder water een snorkelroute
uitgezet, met uitleg over de felgekleurde tropische vissen en de bijzondere plantengroei.
Boven het wateroppervlak proberen de veelkleurige vogels de vissen naar de kroon te steken. Vogels kijken is een
bijzondere happening in Malawi. Imposante Afrikaanse visarenden met hun opvallende gele snavels, weelderige
paradijsvinken, drukke wevervogels en tere sunbirds passeren mijn netvlies. Af en toe zie ik ook een
lilacbreasted roller, een vogel die door zijn felblauwe, turquoise en lila kleur meteen alle aandacht opeist.
Even indrukwekkend zijn de oevers van Lake Malawi zelf, met witte zandstranden en wuivende palmen. En om het
de toeristen nog meer naar de zin te maken laten de eigenaars van enkele toeristenhotels de oneffenheden uit
het zand slepen, alsof het strand een tennisbaan van gravel is. Het lijkt me onbegonnen werk, ook al omdat
tientallen aapjes er binnen afzienbare tijd toch weer een rotzooi van maken. De reiziger die Cape Maclear
bezoekt verwacht echter geen gestreken stranden. Cape Maclear is het rugzakparadijs van Malawi, waar de
Afrikagangers elkaar na een afscheid in Kenia of Zuid-Afrika opnieuw ontmoeten. Stevens Resthouse is op het
strand ‘the place to be’. Het is daarom ook hét verzamelpunt voor jonge Malawiërs die contacten willen leggen
met buitenlanders, al was het maar om een spijkerbroek te kunnen bemachtigen. Op weg hier naar toe neem ik zo’n
Malawiër mee die mij over het strand naar het dorp leidt. Op de koop toe laat hij me nog het nabij gelegen
traditionele vissersdorp zien, waar de vangst nog in de zon op grote bamboerekken wordt gedroogd. Dat ook in
Cape Maclear traditie en modern leven nauw verweven raken, blijkt even later echter eens te meer als ik mij door
een jonge patatbakker een puntzakje frites laat aanreiken. De voor Malawische begrippen welhaast astronomische
prijs (drie dagsalarissen) weerhoudt de toeristen er uiteraard niet van zich deze bekende traktatie te laten
smaken. Met een brede lach op zijn gezicht vertelt de jongen dat de zaken prima gaan.
Zang en dans met suikerriet
Op de laatste dag van mijn reis door Malawi beland ik in Salima in het feestgedruis. Tientallen mensen lopen
zingend en dansend over straat. Een enkeling heeft zijn gezicht beschilderd, en iedereen zwaait met een stengel
suikerriet. De troep wordt aangevoerd door een man die op een fluitje blaast. Het is een blij feest. De
feestvierders zingen een lied in het Chichewa over de geboorten van kinderen in de bush. Eén van de deelnemers
vertelt me dat het feest de geboortedag memoreert van alle dorpsbewoners tezamen. Een verdaardagsfeest dus, voor
iedereen tegelijk. Het suikerriet waarmee ze zwaaien is het symbool voor een zoet leven. Voor mij is het een
onvergetelijk beeld, dat precies samenvalt met mijn andere impressies uit Malawi. Zo trots als Kennedy Botha op
de dag na mijn aankomst zijn radio bediende, zo levenslustig oogt de bevolking, de beperkte middelen ten spijt.
Ik denk dat ik mij geen passender afscheid van een gastvrij en hoopvol gestemd Malawi had kunnen wensen.
|
|
|